Een van mijn favoriete historische onderwerpen binnen de maritieme historie is die van de walvisvaarders. En dan met name van die rond Spitsbergen in het begin van de 17e eeuw actief waren.
Enige tijd geleden kocht ik het nieuwe boek Op walvisjacht naar Spitsbergen, bezorgd door de Dokkumer Louwrens Hacquebord. Eind vorig jaar was ik al in Museum In 't Houten Huys in De Rijp, waar de originele manuscripten bewaard worden.
Aan het einde van de 18e eeuw, toen de walvisvaart op zijn eind liep, werd er toch nog regelmatig uitgevaren. Hoe dat in zijn werk ging beschrijft het boek:
Fedde Jansz Visser was 20 toen hij voor het eerst naar Spitsbergen afreisde om op walvissen te jagen. Hij was nog maar net stuurman en bereidde zich voor op deze tocht door gegevens over de baaien van Spitsbergen uit de atlas van Johannes van Keulen over te schrijven in een memoriaal. Gewapend met deze kennis voer hij uit met het schip Weltevreede, waarop Cornelis de Leeuw uit Den Helder commandeur was. De walvis was door de jacht al behoorlijk schuw geworden en verdween in het pakijs zodra een walvisvaarder in de buurt kwam. De schepen zeilden daarom steeds verder het ijs in. Soms té ver, waardoor een schip door het ijs werd gekraakt. In 1777 vergingen op deze manier 14 schepen en kwamen honderden opvarenden om (ook het schip van de Amelander commandeur Hidde Dirks Kat verging, maar Kat overleefde op epische wijze).
In konvooi met zo’n 200 andere schepen voer Fedde Visser vier jaar achtereen naar het noorden. Tijdens deze gevaarlijke tochten hield hij steeds een journaal bij, waarin hij boeiende verhalen optekende over het ijs, de weersomstandigheden, walvissen, schepen en mensen. Drie van deze scheepsjournalen bleven bewaard en kwamen uiteindelijk terecht in museum In ’t Houten Huis in De Rijp. Dit boek is een authentieke weergave van deze journalen én Vissers memoriaal. Een uitgebreide inleiding van Louwrens Hacquebord plaatst de documenten in de context van het 18de-eeuwse walvisvaartbedrijf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten