Van 13 t/m 30 september ben ik met de driemastschoener Oosterschelde om Spitsbergen heen gevaren, waarbij we bijna dagelijks in een baai voor anker gingen. Vervolgens gingen we per zodiac-rubberboot naar het vasteland voor een wandeling. Dit gebeurde onder leiding van twee gidsen die in het dagelijkse leven boswachter zijn/waren en voorzien waren van een geweer om mogelijk gevaar van ijsberen te bezweren.
Na enkele dagen gingen we voor anker bij Smeerenburg, op Amsterdam-eiland in het Noordwesten van de eilanden-archipel die Spitsbergen in feite is. Hier zijn nog resten te zien van traanovens die door de compagnieën uit diverse plaatsen in de lage landen gebruikt werden. Zo hadden Amsterdam, Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen, Delft en mogelijk Harlingen (dat in 1636 een Kamer in de Noordsche Compagnie kreeg met Stavoren) allemaal een eigen oven en bemanning. In 1634 overwinterden 7 mannen op Smeerenburg, waaronder de 2 Friezen Tjebbe Jellis en Feye Ottes, maar allen bezweken aan de kou. Interessant is dat in 1636 een Feye Ottens in Westdongeradeel lidmaat werd op belijdenis in Ternaard, een kustplaats aan de Waddenzee bij Holwerd. Dat zou zo maar een gelijknamige neef kunnen zijn.
Op de oude afbeelding hierboven de Amsterdamse traankokerij in bedrijf en op de foto aan het begin van het artikel de huidige situatie. De schoornsteenvormige berg op het schilderij moet haast wel een kunstzinnig verzinsel zijn, of anders de inmiddels sterk geslonken gletsjer die tegenover Smeerenburg ligt. Zie mijn filmpje op YouTube voor de huidige situatie aldaar.
Overigens is 2007/2008 uitgeroepen tot Internationaal Pooljaar.
Aan het begin van de reis, in de hoofdstad Longyearbyen, bezocht ik het Svalbardmuseum. Sinds eind vorig jaar is hier een deel van de door Dokkumer Louwrens Hacquebord en zijn expeditieleden opgegraven vondsten tentoongesteld. Aangezien ik het zelf altijd interessant vind om namen op borden of stenen te zien nog even speciaal aandacht voor deze (zie ook de afbeelding): Hier leit begraven Abram Iorisse Schaep van Rotterdam, is gestorve den ... opt schip....
Op de voorgrond een paar wollen kousen en schoenen zoals die begin 17e eeuw door de Spitsbergenvaarders werden gedragen.
Op de oude afbeelding hierboven de Amsterdamse traankokerij in bedrijf en op de foto aan het begin van het artikel de huidige situatie. De schoornsteenvormige berg op het schilderij moet haast wel een kunstzinnig verzinsel zijn, of anders de inmiddels sterk geslonken gletsjer die tegenover Smeerenburg ligt. Zie mijn filmpje op YouTube voor de huidige situatie aldaar.
Overigens is 2007/2008 uitgeroepen tot Internationaal Pooljaar.
Aan het begin van de reis, in de hoofdstad Longyearbyen, bezocht ik het Svalbardmuseum. Sinds eind vorig jaar is hier een deel van de door Dokkumer Louwrens Hacquebord en zijn expeditieleden opgegraven vondsten tentoongesteld. Aangezien ik het zelf altijd interessant vind om namen op borden of stenen te zien nog even speciaal aandacht voor deze (zie ook de afbeelding): Hier leit begraven Abram Iorisse Schaep van Rotterdam, is gestorve den ... opt schip....
Op de voorgrond een paar wollen kousen en schoenen zoals die begin 17e eeuw door de Spitsbergenvaarders werden gedragen.
Update: Bij nader inzien denk ik dat de schilder het beeld van de traanoven op Smeerenburg gecombineerd heeft met de, ook door Willem Barents ontdekte, berg op Bereneiland. Deze staat afgebeeld op een anonieme 18e eeuwse prent, die ik zag op een Wikipedia-pagina over de Noordsche Compagnie, ook wel Compagnie van Spitsbergen genoemd.
Update 2: Inmiddels heeft Professor Dr. Louwrens Hacquebord aangetoond dat de afbeelding die in de collectie van het Rijksmuseum zit niet Smeerenburg maar de Noordbaai van Jan Mayen-eiland weergeeft, met uitzicht op de Beerenberg op Jan Mayen.
Update 3, Cold Case: Op de tentoonstelling in Universiteitsmuseum Groningen, begin 2020, werd een foto en tekening getoond van in welke situatie de 7 begraven mannen werden aangetroffen tijdens de Spitsbergen 1979 expeditie van Louwrens Hacquebord c.s.
Dat biedt de mogelijkheid, om in combinatie met het verslag van de betrokkenen zelf, een eerste inschatting te maken van wie waar lag.
Als dan ook nog botmateriaal bewaard is gebleven zou daarop DNA-onderzoek gepleegd kunnen worden, om dan met genealogisch onderzoek te bepalen wie precies wie was. Ik vermoed echter dat de botresten helaas in een soort verzamelgraf gegooid zijn, of helemaal verdwenen.
Afijn, laten we een poging wagen:
Als eerste stierf: 14. Ianuary, 1635. sturf Adriaen Iansz van Delft.
Als tweede: Den 15. dito sturf Fetje Ottes.
Als derde: Den 17. dito, sturf Cornelis Thijsz op welcke sy haer meeste hoop wel gestelt hadden, naest Godt, voor welcke drie overledenen maeckten sy noch kisten, daer sy haer in leyden.
Blijkbaar was Cornelis Thijsz ogenschijnlijk de sterkste van het stel, want op hem hadden ze immers 'haer meeste hoop gestelt'.
Ook zijn deze eerste 3 nog netjes gekist, wat bij de overige 4 niet gebeurd lijkt te zijn omdat ze na het stoppen met schrijven (26 februari 1635) vermoedelijk vlak na elkaar zijn overleden en geen van allen meer de kracht had om een kist te timmeren.
Als je dan naar de tekening kijkt, lijkt het erop dat (van links af gezien), de eerste 3 kisten geraamtes bevatten die grotendeels 'normaal gestrekt' zijn.
Zouden ze in volgorde van links gelegd zijn, dus eerst Adriaen Jansz van Delft, dan Fetje Ottes uit Friesland en als derde de sterke Cornelis Thijsz (al met een opgetrokken knie van de verkramping)?
De overige 4 liggen iets verder verwijderd en ook merendeels met opgetrokken knieën. Dat zouden logischerwijze degenen zijn die later overleden zijn en niet direct gekist. De later gearriveerde bemanningen (later in 1635) hebben de 4 alsnog naast hun maten begraven: De deur geopent wesende, sagen sy haer daer leggen, drie stonden in kisten, Claes Florisz en noch een, lagen elk in een kreb doot, en de andere twee lagen midden op de vloer op eenige zeylen en ander goet, hadden de knien by nae tegen de Kin getrocken, so krom waren sy gestorven, sy maekten kisten tot de vier, en begroeven haer nevens de andere drie in ’t sneeu; maer naderhant doen ’t sneeu begon te smelten, en ’t Lant begost bloot te komen, begroeven syse met Aerde, ’t best dat sy konden, alle seven aen malkanders sijde, leyden steenen op haer kisten, om dat sy van ’t Wilt niet verscheurt souden worden, naderhant isser geen meer volck op Spitsberghen gebleven.
Claes Florisz zou degene van de 4 kunnen zijn die niet met opgetrokken knieën is begraven, maar het zou evengoed de 'noch een' kunnen zijn. Een van de andere 3 is de Fries Tjebbe Jelles.
Zullen we er ooit nog achter komen wie wie was?
Update 2: Inmiddels heeft Professor Dr. Louwrens Hacquebord aangetoond dat de afbeelding die in de collectie van het Rijksmuseum zit niet Smeerenburg maar de Noordbaai van Jan Mayen-eiland weergeeft, met uitzicht op de Beerenberg op Jan Mayen.
Update 3, Cold Case: Op de tentoonstelling in Universiteitsmuseum Groningen, begin 2020, werd een foto en tekening getoond van in welke situatie de 7 begraven mannen werden aangetroffen tijdens de Spitsbergen 1979 expeditie van Louwrens Hacquebord c.s.
Dat biedt de mogelijkheid, om in combinatie met het verslag van de betrokkenen zelf, een eerste inschatting te maken van wie waar lag.
Als dan ook nog botmateriaal bewaard is gebleven zou daarop DNA-onderzoek gepleegd kunnen worden, om dan met genealogisch onderzoek te bepalen wie precies wie was. Ik vermoed echter dat de botresten helaas in een soort verzamelgraf gegooid zijn, of helemaal verdwenen.
Afijn, laten we een poging wagen:
Als eerste stierf: 14. Ianuary, 1635. sturf Adriaen Iansz van Delft.
Als tweede: Den 15. dito sturf Fetje Ottes.
Als derde: Den 17. dito, sturf Cornelis Thijsz op welcke sy haer meeste hoop wel gestelt hadden, naest Godt, voor welcke drie overledenen maeckten sy noch kisten, daer sy haer in leyden.
Blijkbaar was Cornelis Thijsz ogenschijnlijk de sterkste van het stel, want op hem hadden ze immers 'haer meeste hoop gestelt'.
Ook zijn deze eerste 3 nog netjes gekist, wat bij de overige 4 niet gebeurd lijkt te zijn omdat ze na het stoppen met schrijven (26 februari 1635) vermoedelijk vlak na elkaar zijn overleden en geen van allen meer de kracht had om een kist te timmeren.
Als je dan naar de tekening kijkt, lijkt het erop dat (van links af gezien), de eerste 3 kisten geraamtes bevatten die grotendeels 'normaal gestrekt' zijn.
Zouden ze in volgorde van links gelegd zijn, dus eerst Adriaen Jansz van Delft, dan Fetje Ottes uit Friesland en als derde de sterke Cornelis Thijsz (al met een opgetrokken knie van de verkramping)?
De overige 4 liggen iets verder verwijderd en ook merendeels met opgetrokken knieën. Dat zouden logischerwijze degenen zijn die later overleden zijn en niet direct gekist. De later gearriveerde bemanningen (later in 1635) hebben de 4 alsnog naast hun maten begraven: De deur geopent wesende, sagen sy haer daer leggen, drie stonden in kisten, Claes Florisz en noch een, lagen elk in een kreb doot, en de andere twee lagen midden op de vloer op eenige zeylen en ander goet, hadden de knien by nae tegen de Kin getrocken, so krom waren sy gestorven, sy maekten kisten tot de vier, en begroeven haer nevens de andere drie in ’t sneeu; maer naderhant doen ’t sneeu begon te smelten, en ’t Lant begost bloot te komen, begroeven syse met Aerde, ’t best dat sy konden, alle seven aen malkanders sijde, leyden steenen op haer kisten, om dat sy van ’t Wilt niet verscheurt souden worden, naderhant isser geen meer volck op Spitsberghen gebleven.
Claes Florisz zou degene van de 4 kunnen zijn die niet met opgetrokken knieën is begraven, maar het zou evengoed de 'noch een' kunnen zijn. Een van de andere 3 is de Fries Tjebbe Jelles.
Zullen we er ooit nog achter komen wie wie was?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten