Van 25 mei tot 1 november 2014 organiseert het Fries Landbouwmuseum in Earnewâld een expositie over Amerikaanse windmotoren. In het Friese landschap staan nog op verschillende plaatsen deze stalen windmolens. Ze namen vanaf begin 1900 de plaats in van de oude houten watermolens zoals de tjasker, de spinnekop en de monniksmolen.
In eerste instantie werden veel windmotoren, met namen als 'Herkules Metallicus', geïmporteerd vanuit Amerika en Duitsland. Later gingen Friese bedrijven, zoals Gebroeders Bakker IJlst en Mous uit Balk, deze Amerikaanse windmotoren zelf verbeteren en bouwen. Het museum heeft bij deze expositie steun gekregen van de stichting Windmotoren-Friesland en stichting Waterschapserfgoed.
De Amerikaanse windmotor dankt zijn naam aan de Amerikaan Daniel Halladay, die in 1854 het eerste ontwerp maakte van een stalen windmolen. Amerikaanse boeren gebruikten de molen in droge streken om water op te pompen om hun vee te drenken. Rond 1900 kwam de Amerikaanse windmotor vanuit Duitsland naar Nederland. De Duitsers hadden overigens van de Amerikaan een andere molen gemaakt: veel groter en niet meer bedoeld om water omhoog te pompen, maar juist om water mee af te voeren.
In Friesland werd de molen erg populair. In de eerste plaats vanwege het kleinschalige polderlandschap, er waren daardoor veel plaatsen waar een windmotor opgericht kon worden. Het had daarnaast te maken met het conservatisme van de Friese boeren. Die vonden stoommachines, die in die jaren ook beschikbaar kwamen, veel te ingewikkeld en kostbaar: de wind was immers gratis en steenkool was duur. Ook hadden deze gemalen bediening nodig. De Amerikaan daarentegen had bijna geen menskracht nodig, want de molen kan zichzelf door een slimme constructie naar de wind richten en bij harde wind zich aanpassen of zelfs automatisch uit de wind draaien.
Kort
Toch was de glorietijd van de windmotor maar van korte duur. Na WO II werden de windmotoren op grote schaal vervangen door gemalen die aangedreven werden door elektriciteit of dieselmotoren.
Door de concentratie van polders en waterschappen werden veel windmolens overbodig en daarna afgebroken. Gelukkig is er een aantal windmotoren gespaard gebleven. Veel daarvan zijn gerestaureerd, onder andere in opdracht van de Stichting Waterschapserfgoed. Zij zijn de stille getuigen van de laatste fase van de windbemaling in Fryslân.
Expositie
De expositie laat de geschiedenis van deze interessante ontwikkeling zien. Naast (echte) onderdelen en een tweetal modellen waarvan één uit 1916, is er filmmateriaal en kon er geput worden uit het omvangrijke bedrijfsarchief van de grootste bouwer van Friesland, de Gebr. Bakker in IJlst. Dit nog steeds bestaande bedrijf heeft sinds begin 1900 door de jaren heen meer dan 1.000 windmotoren geleverd.
Bertus Mulder de voorzitter van de stichting Waterschapserfgoed opent de expositie op 23 mei a.s..om 20:00 uur.
Naast de expositie staan er nog meer zaken in de planning: Omrop Fryslân (DOK) heeft een speciale documentaire gemaakt die op 25 mei op de landelijke tv komt.
Verder organiseert het museum in de zomermaanden een drietal wandelexcursies naar een windmotor.
In de herfst volgt een lezing over dit onderwerp.
Bekijk ook deze filmpjes
http://www.youtube.com/watch?v=xMvcEVnn8aQ
http://www.youtube.com/watch?v=uXaZEDNx0uU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten