Jozien Driessen-Van het Reve beschrijft in haar boek
De Kunstkamera van Peter de Grote hoe de preparaten-collectie van apotheker
Albertus Seba verkocht werd aan
tsaar Peter de Grote en ook hoe Seba hielp bij de verzending van de anatomische collectie van
doodskunstenaar en professor in de anatomie
Frederik Ruysch.
Op
blz. 93: Op 3 juni 1716 had Seba de apothekerswaren voor de Hofapotheek van Sint-Petersburg geladen op
De Blauwe Klocke, met schipper Wiebe Siewerts, bestemming
Petersburg. De apothekerswaren bestonden uit 74 colli, genummerd en gemerkt A.P. Volgens de order waren de stukken geconsigneerd aan de heren
Ranson, Parsons en Waidt. Seba had de zending ook laten verzekeren: de apothekerswaren op het schip De Blauwe Klocke voor een waarde van ƒ15.000 à vijf percent, en die voor de
Hofapotheek in Moskou, die op het schip
De Swarte Haan met schipper
Claas Mentse (
Claes Mentsen van
Vlieland, zie
Notariele akten over de Archangelvaart 1594-1724 en de
Sonttolregisters Online, HZ) naar
Archangel gingen, voor een zelfde bedrag. De rekening en cognossementen hiervan zou hij per post verzenden.
Op 2 september 1716 berichtte Schumacher aan Seba de goede aankomst zowel in Sint-Petersburg als in Archangel. Aan Areskine schreef Schumacher op 24 oktober 1716 ‘dat de apothekerswaren door de apotheker, de heer Baehr, in ontvangst genomen waren en zonder schade bevonden. Honderd maal beter dan vorig jaar’, was diens oordeel geweest.
Op
blz. 113: De lijst van de collectie Seba. Mei ging voorbij. Tenslotte vertrokken de schepen naar Sint-Petersburg op
4 juni 1716. Het kabinet was geladen aan boord van het schip
De Blauwe Klocke met schipper
Wiebe Siewerts tezamen met de bestelling voor de Hofapotheek.
Aan boord bevond zich de apothekersgezel
Balthasar Staehl die zorg zou dragen voor de
collectie. Seba drong er bij Schumacher (de secretaris van Areskine, HZ) op aan dat hij een goed woordje voor hem zou doen bij
Areskine (de Schotse lijfarts van de tsaar, ook als
Erskine geschreven, HZ) en dat hij dan misschien een baan kon krijgen. Hij had drie jaar bij Seba naar volle tevredenheid gediend. Seba had hem een lijst meegegeven die hij aanduidde als ‘einige notitien’.
Er is dus sprake van een catalogus grosso modo, opgestuurd op 4 oktober 1715 en door Seba ook aangeduid als ‘kurtzen auffsatz’, en van ‘einige notitien’ die de apothekersjongen bij zich had. Deze laatste lijst is dezelfde lijst die als kopie te vinden is in de afdeling handschriften van de
Bibliotheek van de Academie van Wetenschappen in Sint-Petersburg.
Achterin dit boek is deze Nederlandse lijst getiteld
Notitie van verscheyde uytmuntende Cabinette met alle bedenklyke soorten van Rariteyten, waar de hele collectie Seba staat opgesomd, als bijlage II opgenomen. Seba had zijn collectie (‘het kabinet’) voor een waarde van ƒ15.000 verzekerd à vijf procent. De bestelling voor de Hofapotheek in Sint-Petersburg bestond uit
74 colli alle genummerd en gemerkt A.P. (Apotheek Petersburg). Alles was volgens order geconsigneerd aan
Ranson, Parsons & Waith. Seba had nog niet te horen gekregen waar de factuur en cognossementen heen moesten.
Opvallend is dat Seba de kisten waarin zijn kabinet zat verpakt, merkte met zijn eigen merk
(een ster met een S in het midden), met het merk R.A. voor
Robert Areskine, of met het merk van de tsaar. Het was alsof hij er nog niet helemaal afstand van had gedaan.
Op
blz. 101: Op 7 juni antwoordde Seba Areskine op diens brief van 2 mei 1718, die hij 3 juni had ontvangen. Hij kon Areskine vertellen dat in het schip
Juffrouw Anna Maria, per schipper
Jan Pietersz. Vettevogel, en in het schip
Stad Coningsbergen, per schipper
Wiebe Siewerts, te samen met de wijnen en de andere bestellingen voor Areskine, de apothekerswaren voor de
Hofapotheek en de
Admiraliteitsapotheek in
Sint-Petersburg zaten geladen. Dit keer wachtten in Petersburg Schumacher en Areskine al eind juni 1718 ‘met spanning tot de schepen met de geneesmiddelen binnenliepen want de oude voorraden verkeerden in een droevige toestand’..
De tsaar had na zijn twee bezoeken aan de Republiek (in 1697 en 1717) besloten eerst de collectie van Seba te kopen (in 1716 voor 15.000 gulden) en in 1718 ook de
collectie anatomische preparaten van
Frederik Ruysch, botanicus en anatoom te Amsterdam.
Blz. 151: Seba had de opdracht d.d. 2 mei 1718 de kisten waarin de anthropogenia van het kabinet Ruysch zaten gepakt naar Lübeck te sturen, pas op 3 juni 1718 ontvangen. Op 7 juni antwoordde Seba Areskine dat het kabinet al geheel geladen was.
53 kisten genummerd van 1 tot 53 bevonden zich op het schip de
Juffrouw Anna Maria (een hoeker, HZ), met schipper
Jan Pietersz. Vettevogel, en
47 kisten zonder nummer op het schip de
Stad Coningsbergen, met schipper
Wiebe Siewerts, tezamen met de
wijnen en de andere bestellingen voor Areskine en ook de apothekerswaren voor de Hofapotheek en de Admiraliteitsapotheek in Sint-Petersburg. Omdat de schepen al helemaal geladen waren en omdat Seba niet wist in welke nummers de stukken gepakt waren, kon er niets meer uitgehaald worden. Het kon niet meer veranderd worden en Seba hoopte dat
door Gods geleide de aankomst in Sint-Petersburg gelukkig en wel zou zijn. Er waren niet meer dan twee schepen naar Sint-Petersburg onderweg; daarom had hij het kabinet niet over meer schepen kunnen verdelen. Seba had alles volgens opdracht laten verzekeren, hij stuurde met de volgende post de rekening en de cognossementen.
De schepen wachtten op het konvooi en op goede wind. Het Ruysch-kabinet zat gepakt in totaal 98 colli.
De nummers 99 en 100 waren twee kisten met boeken die door Seba aan Areskine waren geadresseerd, één uit Frankrijk en de andere van meneer Van den Burg.
Voor de verzending van de collectie schakelde de tsaar, via een agent, ervaren schippers van
Amsterdam op
Sint Petersburg in.
Wiebe Siewerts uit
Molkwerum en
Jan Pieters Vettevogel uit
Amsterdam (maar waarschijnlijk uit Harlingen en ook wel Houtsma genoemd).
In de
Sonttolregisters Online zijn diverse reizen van Wiebe Siewerts en Vettevogel terug te vinden.
Op
15 juli 1716 passeert Wiebe Siewerts de Sonttol met de collectie Seba aan boord (waarschijnlijk beschreven als koopmanswaren).
In De Kunstkamera van Peter de Grote wordt gemeld: In Amsterdam wachtte Seba in spanning af hoe het
zijn collectie zou
vergaan. Eind augustus had hij nog geen bericht ontvangen. Niet van
Areskine en niet van Schumacher. Wel had hij half augustus een brief van
zijn vroegere gezel Balthasar Staehl gekregen.
Die
schreef hem uit Kopenhagen dat het schip De Blauwe Klocke, waar hij aan
boord was, samen met de volledige lading aangekomen was in Kopenhagen.
Ze waren daar binnengelopen omdat ze bang waren in handen te vallen van
‘de Zweedse Kapers’. Staehl had zich aangediend bij Areskine
die met de tsaar in Kopenhagen verbleef en gemeld dat de bestelling voor
de
Hof-apotheek en het kabinet in de haven aangekomen waren. Waarop
Areskine geantwoord had dat hij daar verheugd over was, maar dat hij
niets kon doen om een spoedig vertrek naar Petersburg te bevorderen tot
er een order werd gegeven door de tsaar om de schepen verder naar
Sint-Petersburg te begeleiden.
Areskine
gaf de jonge apotheker een brief mee om aan Schumacher te overhandigen
met instructies voor het in ontvangst nemen van de collectie. Toen
de schepen op
19 augustus 1716 in goede orde op Cronslot (het tegenwoordige Kronstadt op het eiland Kotlin,
dat lange tijd dienst deed als de haven van Sint-Petersburg)
arriveerden, las Schumacher in de instructie van Areskine dat ‘niemand
behalve de jongen die het kabinet had begeleid het kabinet mocht aanraken tot de terugkeer van de tsaar’.
Staehl
begon met assistentie van Schumacher alles uit te pakken en de lijst
te controleren. Op
2
september 1716 waren ze zo ver gevorderd dat Schumacher Seba kon melden
dat het kabinet goed was aangekomen. Slechts één kist, met animalia had door het hevige schommelen van het schip schade geleden, zodat zij genoodzaakt waren de alcohol (l’eau
de vie ) bij te vullen.‘Balthasar Staehl heeft de zorg voor het kabinet
op zich genomen zodat het er goed uit zal zien als de tsaar terug komt’.
‘De anatomische preparaten zullen Areskine bevallen’, schreef
Schumacher aan Seba. Het geld zou snel komen, maar, verontschuldigde hij
zich, ‘in abwesenheit einer person habe man grossemühe geld aus das
prikasen zu bringen’.
Om de rest van
het verlangde geld voor het kabinet over te kunnen maken, was
klaarblijkelijk de terugkeer van Areskine vereist. Ook Areskine kreeg van
Schumacher bericht over de aankomst van de collectie. Bij het openen
van de kisten had deze niet alleen alles in goede orde bevonden, maar
ook kunnen
vaststellen dat ‘er nog meer in zat dan Seba in zijn catalogus had
vermeld’. De fiolen [ phioles ] die moesten worden bijgevuld, had
hij bijgevuld met wijngeest [l’esprit du vin ]. ‘De rest is god zij dank
in goede staat en ik heb alles terug gepakt in de kisten tot de terugkeer
van de tsaar’.
Overigens begon Albertus Seba na de verkoop gewoon weer overnieuw met verzamelen
! Uitgever
Taschen gaf er vrij recent een mooi boek over uit (in 2011).
Met de collectie van
Frederik Ruysch zien we dat Jan Pieters Vettevogel
passeert op 8 juli 1718 de Sonttol in Elseneur/ Helsingor. Een dag later wordt
Wiebe Siewerts voor de Sonttol geregistreerd met geregistreerde bestemming
Tallin.
Ook in 1719 had Wiebe Siewerts nog een lading via Seba:
blz.188: In de
derde week van juni 1719 verzond Seba echter weer een lading genummerde colli bestemd voor archiater
Blumentrost met schipper Wiebe Siewers.
Hij was door Brants tevoren betaald met een wissel van de archiater van 1.330 roebel ‘voor de nieuwe rekening van de
Moskouse apothekerswaren’. Seba had kennelijk weer een bestelling in de wacht weten te slepen.
Wiebe Siewerts (=Wiebe Sjoerds) trouwde vermoedelijk in 1722 (hoewel ook in 1701 een Wybe Syoerts van Molkwerum trouwt): Hemelumer Oldeferd, huwelijken 1722.Vermelding: Bevestiging huwelijk op 7 maart 1722, Bruidegom:
Wybe Sioerds afkomstig van
Molkwerum, Bruid:
Sijmentie Clases afkomstig van
Molkwerum. Opmerking : Hij is
schipper.
Zoals vaak komen namen in de
Sonttolregisters Online voor met diverse spellingsvormen. Zo komt Wiebe Siewerts voor (Datum doorkomst/Naam/Thuishaven/Route):
| 16-9-1726 | Wiebe Siewers/ | Molquern/ | Amsterdam - Petersborg |
|
| 12-5-1727 | Wiibe Sievers/ | Molqueren/ | Amsterd. - Petersborg |
|
| 31-8-1724 | Wiibe Sievers/ | Amsterd./ | Amsterd. - Petersborg |
|
| 26-6-1720 | Wiibe Sieverts/ | Molqueren/ | Amsterd. - Petersburg |
|
| 7-6-1715 | Wiebe Siewers/ | Molquern/ | Amsterd. - Petersbourg |
|
| 1-6-1721 | Wiebe Siewerts/ | Molqweren/ | Amsterdam - Petersborg |
|
| 15-7-1716 | Wibe Siewers/ | Molquern/ | Amsterd. - Petersborg |
|
| 12-7-1719 | Wiebe Siewerts/ | Mollgwern/ | Amsterdam - Petersborg |
|
| 22-6-1722 | Wiibe Sieverts/ | Molqueeren/ | Amsterd. - Petersborg |
Update:
Wiebe Siewerts komt in 1709 voor in de
Zeebrieven op de site van Miriam Klaassen: 20.4.1709: schipper
Wiebe Sieuwerts, Molkwerum, ww, "
de Anna Helena", 28. De afkorting ww staat voor "bij waare woorden in plaatse van eede". Vanwege hun geloofsovertuiging waren doopsgezinden
niet bereid om de eed af te leggen. Wapens mochten zij ook niet dragen. Doopsgezinde schippers hadden dan ook een voorkeur voor de Oostzeevaart, omdat het niet gebruikelijk was de koopvaarders naar het Oostzeegebied te bewapenen.
Wiebe was dus blijkbaar ook doopsgezind!
Jan Pieters Vettevogel komt op dezelfde Zeebrieven-site voor bij de jaren
1716 en
1718 met het schip de
Juffr. Anna Maria, vanuit Harlingen.
Claas Mentse van
Vlieland tenslotte komt voor in
1713 met de
oude Swarte Haan en is gezien de aanduiding ww ook van doopsgezinde huize!
Uit een
archiefstuk in het Familie-archief De Clerq in Stadsarchief Amsterdam blijkt dat Wiebe Sieuwerts in april 1713 met zijn galjootschip
Anna Magdalena overvaren is door de Stadt Alckmaer van schipper Anne Jolles. Hij kreeg daarvoor een schadevergoeding.
Jan de Vries uit Koudum had aanvullingen:
Wiebe Sieuwerts komt voor in de
doopsgezinde ledenlijsten Molkwerum. Gedoopt op belijdenis 12 jan 1697. Op 14 febr. 1726 en 18 jan. 1728 was hij diaken.
Hemelumer Oldeferd, huwelijken 1722 Vermelding: Bevestiging huwelijk op 7 maart 1722 Bruidegom: Wybe Sioerds afkomstig van Molkwerum Bruid: Sijmentie Clases afkomstig van Molkwerum Opmerking : Hij is schipper.
Trouwregister Gerecht Hemelumer Oldeferd & Noordwolde 1665-1806 Inventarisnr.: DTB 367
Via de
zoekmachine voor historische kranten, Delpher, vinden we ook diverse vermeldingen van Wiebe, gespeld als Wiebe Sieuwerts:
6 februari 1714,
Wiebe Sieuwerts te Nieu-Casteel (Newcastle) van hier.
28 juni 1714,
Wiebe Sieuwerts van Koningsbergen.
16 februari 1715, Schipper
Wiebe Sieuwerts is uyt defe Stad gekomen.
24 augustus 1717, Tot Revel zijn gearriveert
Wiebe Sieuwerts van hier en Jan Rut van Lubeck, nevens eenige Engelfe Schepen : Het Engels Convoy, dat defe Schepen na Revel geconvoyeert heeft, was met Coopvaerders'na Petetsburg voortgezeylt.
30 september 1724,
Wiebe Sieuwerts van Petersburg.