In het Koninklijk Huisarchief in Den Haag berusten enkele brieven van de Dokkumer burgemeester Julius Schelto van Aitzema. Hij stuurde ze als afgevaardigde van de Friese Staten in de Staten-Generaal naar zowel Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz, Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau als hun zoon Johan Willem Friso (1687-1711).
Zijn moeder was regentes voor hem gebleven tot 1707, waarna hij zelf het stadhouderschap op zich nam. Het jaar daarop, meerderjarig geworden, volgde het stadhouderschap van Groningen.
In 1709 was de jonge prins in het huwelijk getreden en in 1710 en 1711 werden respectievelijk een dochter en een zoon geboren. Vanuit het oogpunt van erfopvolging was dat maar goed ook, want in juli 1711, terwijl zijn vrouw hoogzwanger was, verdronk de jonge stadhouder bij het oversteken van het Hollands Diep bij Moerdijk. De stadhouder en prins van Oranje nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) die het gevolg was van het kinderloze overlijden van Karel II van Spanje. Opnieuw was het Koning Lodewijk XIV van Frankrijk die de spil was in deze oorlog.
Julius Schelto schreef de stadhouder vier dagen na de Slag bij Malplaquet op 11 September 1709. Hij feliciteert hem weliswaar met zijn behoud, maar begint met de kwestie van de benoeming van een predikant in Dokkum. Het contrast tussen dit feit en de gebeurtenissen in Malplaquet kan niet groter zijn. Dit gehucht op de grens van de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk werd het toneel van een enorme veldslag tussen Frankrijk en de Geallieerden.
De onervaren maar moedige Johan Willem Friso was de feitelijke bevelhebber van het Staatse leger. Als gevolg van een misverstand tussen hem en de Engelse bevelhebber verloren vele duizenden geallieerden het leven. De schuld van het misverstand lag overigens niet bij de prins, maar bij de Engelse bevelhebber, John Churchill, de hertog van Marlborough. Alleen al bij het Staatse leger waren er ruim 2000 doden en 6000 gewonden. Zelf werd tot tweemaal toe zijn paard onder hem doodgeschoten en ontsnapte hij ternauwernood aan de dood. Uiteindelijk wonnen de geallieerden, maar het was een Pyrrhus-overwinning.
Julius Schelto was de dag erna al op de hoogte van deze gebeurtenissen, zoals blijkt uit zijn brief:
Doorluchtige Prins,
De tijd van een nieuwe predikant te kiezen was verschenen, en gelijk als Uwe Hoogheid mij daarover had geschreven, zijn de meeste stemmen van de kerkenraad gevallen op Dr. Van Tuinen, predikant te Dronrijp; waarop zijn edele gevolgelijk tot predikant van deze stad verkozen is. De Burgerij had veel tegen hem wegens zijn uitspraak en zwakke stem, uit vrees van hem niet te zullen kunnen horen, dat ik hoop boven verwachting ten goede te zullen uitvallen.
Wij hebben hier met veel alteratie uit zeker Relaas van de 12de dezer, gelezen, hoe dat onder Uwe Hoogheid twee paarden, In deze laatste bataille waren doodgeschoten. Het is wel glorieus maar tegelijk bekommerlijk, en meest voor ons; God zij gedankt voor deze genadige behouden is, de tweede maal nu al in zo korte tijd, en gebeden om continuatie van zijn zegen. Ik feliciteer onderdanigst Uwe Hoogheid met dit geluk en met de victorie in de Bataille. Waarmede blijve met schuldig respect,
Doorluchtige Prins, Uwe Hoogheids Onderdanigste en Allergehoorzaamste Dienaar,
JS v Aitzema.
Dokkum 15 september 1709.
Deze brief en vele andere brieven van Julius Schelto van Aitzema worden besproken in het boek van Ihno Dragt, Macht en pracht van een Dokkumer burgemeester rond 1700.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten