woensdag 31 augustus 2011

Boeken over historische onderwerpen in Noordoost Friesland

Sneuper Henk Aartsma zet recente boeken over de historie van Noordoost Friesland voor u op een rijtje, allen verzorgd door de actieve Ihno Dragt, directeur van het Admiraliteitshuis en Fiskershuske:



Titel: Een initiatief met een luchtje
Subtitel: Over garnalenfabrieken in Moddergat en Zoutkamp
Auteur: G.I.W. Dragt
Band: Zacht
Omvang: 60 pagina's
Foto's: Veel unieke oude zwart/wit foto's en de meest recente foto's in kleur
ISBN /EAN 978-90-70626-13-6
Beschrijving: In dit boekje wordt de geschiedenis verteld van de voormalige garnalenfabriek te Moddergat, afgezet tegen de ontwikkelingen elders, vooral in Zoutkamp.


Titel: Miskend natuurtalent?
Subtitel: Houtsnijwerk, boetseerwerk en modelbouw van de Dokkumer Gerrit Visser (1911-1998)
Auteur: G.I.W. Dragt
Band: Zacht
Omvang: 50 pagina's
Foto's: 40 foto's waarvan het grootste deel in zwart/wit
ISBN /EAN 978-90-800720-9-1
Beschrijving: Gerrit Visser was een geboren knutselaar maar zijn ambities reikten verder dan het maken van een draaimolenmodel. Hij wilde kunst maken, met name beeldhouwwerken. Het is geen hobby, zei hij maar een levensbehoefte.


Titel: Bijdehande, blauwoogige dolsters
Subtitel: Onmisbare schakels in de Friese beunvisserij van de 19de eeuw
Auteur: G.I.W. Dragt
Band: Zacht
Omvang: 84 pagina's
Foto's: Meer dan 50 waarvan het grootste deel in kleur.
ISBN /EAN 978-90-706261-5-0
Beschrijving: De sneuen (korte dwarslijntjes met een haak) werden door de vissers zelf gedraaid op bijzondere apparaatjes die in het fries koustermoune genoemd werden. Deze mini lijnbanen, waarvan maar een handvol is bewaard gebleven, staan samen met de dolsters centraal in dit boek. Beide onmisbare schakels in de Friese beunvisserij.



Titel: Slotakkoord aan de 19de eeuw
Subtitel: Het Dokkumer muziekfeest van 1897
Auteur: G.I.W. Dragt
Band: Zacht
Omvang: 88 pagina's
Foto's: Veel unieke oude zwart/wit foto's waarvan een deel sterk is uitvergroot
ISBN /EAN 978-90-817048-1-6
Beschrijving; Op Pinkstermaandag 7 juni 1897 was het groot feest in Dokkum. Het Dockumer Muziekcorps der dienstdoende Schutterij was de organisator en had meer dan 10 korpsen uit Friesland en één uit Enkhuizen uitgenodigd. Het festijn duurde twee dagen en het was een echt volksfeest.

Informatie: Museum Het Admiraliteitshuis tel: 0519-293134 of email: info@museumdokkum.nl

dinsdag 30 augustus 2011

Expositie van Dokkumer muziekfeest van 1897

Van onze verslaggever Henk Aartsma
In het Dokkumer museum Het Admiraliteitshuis is nog tot en met 29 oktober 2011 de expositie Slotakkoord aan de 19e eeuw. Het Dokkumer muziekfeest van 1897 te bezichtigen.
Van Muziekfeest Dokkum 1897

Bij de tentoonstelling is een boekje te koop met daarin o.a foto's en verhalen van het 2 dagen durende muziekfeest. Ook wordt de schutterij besproken, met name Luitenant-kapelmeester Anthonie J. Wolters, die decennialang de leiding had over het muziekkorps. Zie ook ons eerdere blogbericht die de tentoonstelling aankondigde en de door Henk Aartsma gemaakte foto's via bovenstaande link.


zondag 28 augustus 2011

Academia van Vrieslant in dubbeltentoonstelling Tresoar en Museum Martena

In een uniek samenwerkingsproject besteden Museum Martena en het Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar aandacht aan de Universiteit van Franeker.

Op zondag 18 september opent in Museum Martena en Tresoar de tentoonstelling
De Academia van Vrieslant
Universiteit van Franeker
1585-1811-2011

In Museum Martena zijn voor het eerst in tweehonderd jaar alle professorenportretten samen te zien. Daarnaast is er een tentoonstelling over het studentenleven in de 17de en 18de eeuw.

Het Fries Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar heeft een reconstructie gemaakt van de universiteitsbibliotheek uit 1601.
De opening van beide tentoonstellingen vindt plaats in Tresoar om 15.30 uur en wordt verricht door professor dr. Goffe Jensma.

U bent van harte uitgenodigd door bestuur en directie van Museum Martena en Tresoar om bij de feestelijke opening aanwezig te zijn.
Aansluitend aan de opening kunt u met een touringcar of met eigen vervoer naar Franeker om de tentoonstelling in Museum Martena te bekijken.

Tresoar, zondag 18 september 2011 om 15.30 uur.

Opgave via 058-7890789 of info@tresoar.nl . Graag ook doorgeven of u gebruik wilt maken van de bus.

De tentoonstellingen zijn mede tot stand gekomen door financiële steun van Stichting Woudsend 1814, Je Maintiendrai Fonds, P.W. Janssen’s Friesche Stichting en University Campus Fryslân.

Bron: Tresoar.

vrijdag 26 augustus 2011

Friese watergeuzen waren geen lieverdjes

Als reactie op de eerdere blogartikelen over de (Friese) Watergeuzen kwam ons erelid Reinder Tolsma met een mooie aanvulling: Het zal je niet verbazen dat er naast Dokkumer Watergeuzen ook Oosternijkerker Watergeuzen geweest zijn !

Ik schreef daar in januari 1988 al een “Priuwke” (pag 1, pag 2) over in de dorpskrant.

De meest gebruikte bron was toen ‘De Watergeuzen en de Nederlanden 1568-1572’ door J.C.A. De Meij, maar ook ‘Nederlandsch Opstand’ door Joh. Van Vloten en De Vrije Fries 17 (pdf, evenals Vrije Fries 16) werden gebruikt. Ook worstelde ik door de Criminele Sententien om de veroordelingen/rechtbankverslagen zelf in te kunnen zien. In het boek van De Meij staan lijsten met Watergeuzenkapiteins waaronder 7 uit Dokkum (de gebroeders Focke, Jan en Tamme Abels, Wycher van Dockum, Douwe Kremer, Cornelis Wesselsz en Pieter Cornelisz Witveld). Uit Holwerd kwam Jan Bonga die voordien grietman van Westdongeradeel was. Wierum leverde kapitein Ulke Tyebbes. (Opmerking HZ: zou laatstgenoemde de vader van Tjebbe Aukes kunnen zijn, die in 1631 namens de Friese Admiraliteit kapitein van de pinas Gideon was?).

De lijst van Watergeuzenmanschappen telt 15 Dokkumers en vele anderen uit de Dongeradelen waaronder 3 uit Oosternijkerk.

Nou moeten we een slag om de arm houden met ‘Nijkerk’ want ook Westernijkerk werd zo aangeduid, maar de Dokkumer geuzenkapiteins zullen wel een bemanning hebben gezocht uit de directe omgeving, misschien dat de Oosternijkerkers zo kennis hebben gemaakt met het geuzendom. We moeten er ook rekening mee houden dat het er veel meer geweest kunnen zijn, immers alleen die watergeuzen die gepakt zijn, kwamen in de archieven terecht. Wie niet gepakt werd of niet werd genoemd bij de verhoren, bleef voor altijd anoniem.

Jan Gruys vocht al vanaf 1566 in het leger van de Oranjes, hij heeft waarschijnlijk meegedaan bij Heiligerlee en bij Jemmingen. Van hem wordt gezegd dat hij ‘cruydenier’ was. Hij wordt verbannen door de Raad van Beroerten, later opgepakt en opgehangen.

Vlieger ‘van de Nijkerk’ moet in januari 1570 van plan zijn geweest om Dokkum aan te vallen. De bekende geuzen Homme van Hettinga en Barthold Entens waren zijn medestanders. Caspar de Robles verijdeld deze plannen door zijn soldaten te legeren in de Schans te Oostmahorn. In 1571 wordt Vlieger al ‘kapitein der geuzen’ genoemd en het laatste wat van hem bekend is, is dat hij in 1580 met zijn schip voor Delfzijl ligt.

De derde Oosternijkerker Watergeus was Gerbe Sytsz. Van hem is meer bekend omdat hij gevangen is genomen en de rechtbankverslagen bewaard gebleven zijn. Hij werd in mei 1569 voor zijn hele leven verbannen uit Friesland. Hij zal zich bij de watergeuzen hebben gevoegd maar een jaar later is hij terug in Friesland en wordt daar weer opgepakt en op het Blokhuis te Leeuwarden opgesloten. Het Hof rekent het hem zwaar aan dat hij terug is gekomen: “…ende dat hy dies nyet tegenstaende in cleynachtinge ende versmadenisse vanden Justitie ende den voorzegde sententie (het vonnis van 1569) hem weder binnen dese landen begeven heeft…” Het tweede vonnis is daarom veel zwaarder: “…by den scherprechter an der galghe gehangen en de geworcht te worden, 27 september 1570…”

Er is ook veel bekend over aanvallen van de watergeuzen in deze streken:

1568: aanval van Jan Abels op Oostmahorn

1568: de watergeuzen stelen een zilveren kelk uit het sacramenthuisje te Ee

1569: het klooster Weert wordt geplunderd en in brand gestoken

1570: een zilveren kelk gestolen uit de kerk van Wetsens

1571: aanval op klooster Sion te Niawier

1573: kerken van Anjum en Aalsum worden van zilverwerk beroofd

1574: de kerk van Engwierum is aan beurt

1575: deze keer de kerk van Lioessens

1576: de Schans te Oostmahorn wordt door de watergeuzen veroverd

1580: hopman Ferwou valt de kerken van Metslawier, Oostrum en Jouswier aan

Het valt op dat Paesens en Oosternijkerk niet worden aangevallen.

Nu was het kerkzilver van Oosternijkerk naar de grietman gebracht, dus er was niet veel te halen, maar misschien had het te maken met ‘bescherming’ van Oosternijkerks Watergeuzenkapitein Vlieger?

dinsdag 23 augustus 2011

Nu meer dan 1000 Dokkumer schippers in Sonttoldatabase

Tresoar heeft per 22 augustus weer een update van de online Sonttolregisters gedaan. Hierbij zijn de jaren 1771-1776 (ruim 33.000 records) toegevoegd aan de reeds online staande jaren 1777-1799.
Daarmee is natuurlijk ook het aantal schippers met als thuisbasis Dokkum (en Dockum, Dokum, Docum) verder toegenomen. Het zijn er nu al meer dan duizend! Of eigenlijk wat preciezer: doorvaarten.
Het is dan ook de moeite waard met enige regelmaat te checken of er weer toevoegingen zijn, bijvoorbeeld via de Twitterfeeds van Tresoar of natuurlijk onze eigen Sneuper Dokkum Twitterfeed.

Waar ik bij eerdere nieuwe uploads toch vaak dezelfde namen zag terugkeren zie ik in deze batch vrij veel nieuwe namen, een andere generatie dus. Namen als Habbe Gerh. Lolling, Martin Ypes, Boote Jacobs, Onne Eylders Visser, Hendrick Lammers, Focke Arents, Harmen Hibben, Harmen Gerrits Visser, Antony Outman en Doitse Eelckes Hinxt zie ik nu de revue (en de Sont) passeren. Check ook op achternaam of patroniem van de schipper omdat zijn thuishaven soms kan wijzigen. Zo gaven enkele Dokkumer schippers het Oostfriese waddeneiland Juist aan als thuishaven. Jacob Jacobs de Groot deed dit in de winter en diverse kinderen van hem werden daar ook geboren (zie Sneuper 87 en 88 voor meer info). Ook Outman wordt met Juist vermeld.
Veel stad-Groninger schippers worden met vertrekhaven Zoutkamp (Zoltkamp/Soltkamp) genoemd, terwijl Zoutkamp als thuishaven zelden wordt genoemd.

Opvallend is dat Dokkum voor meer doorvaarten verantwoordelijk is dan bekende Friese havenplaatsen als Harlingen, Staveren en Makkum.
Hindeloopen en Workum zijn elk met ruim 1300 doorvaarten als enige Friese havensteden, voor zover ik kon zien, goed voor meer verkeer.
Ameland is ook goed voor een groot aantal doorvaarten: 580, met schippers als Pieter Ackerman, Cornelis Andries, Foppe Foppes Baas, Jacob Bakker, Hans Jacob Barff, Dirk Laurens Bollebacker, Foppe Foppes Brouwer, Sjouke Teunis Brouwer, Claas Douwes, Hans Feykes, Cornelis Fopkes, Jacob Heerkes Haitsma, Jan Sjoerds Hekker, Pieter Hilbrands, Rinse Jans, Jacob Jelles, Jan Hansen Metz en Symen Tjerks de Wilde.
Schiermonnikoog (in vele spellingsvarianten) daarentegen scoort slechts zo'n kleine 50 doorvaarten.

Jelle Rinses uit Serusterveen (Surhuisterveen) voer in 1775 van Amsterdam naar Liebau, het huidige Liepaja in Letland.
Wilt Gooitsens (Goitses) uit Rypstjerk (Tietjerksteradeel) voer in 1773 van Amsterdam naar Windau, het huidige Ventspils, Letland en in 1775 van Amsterdam naar Pernau (Pärnu, Estland). Hij vervoerde oa peper, parelgerst, kaas, stenen, diverse soorten wijn, pruimen en boter. In DTB 721: huwelijk op 23 februari 1766 in Hardegarijp, Wilt Goitzens afkomstig van Rijperkerk en Tietje Harmens afkomstig van Oenkerk.

De schipper uit Paesens (Peesens, Pessens, Pesens), Jan Pieters Visser, komt met zo'n 13 doorvaarten voor in de jaren 1785-1794. Via een link met Google Maps is nu ook vanuit de individuele records te zien waar de huidige plaats ligt van thuishaven, vertrekhaven of haven van aankomst.

Wat misschien niet direct makkelijk te vinden is zijn de Nederlandse (of zelfs Friese) vertalingen van de ladingen die initieel in het Deens worden vermeld. Er is echter een vertaaltabel. (Update: per 31 augustus is deze ook via het hoofdmenu te vinden als Lijst met producten).

De database bevat inmiddels ruim 255.000 doorvaarten, waarvan bv ook 34 van New Yorker schippers. De uitvoering van het project is gestart in maart 2009 en zal in 2013 zijn voltooid. Er zullen dan rond de 1,8 miljoen doorvaarten online te doorzoeken zijn!

Ga zelf ook even sneupen op http://www.soundtoll.nl/

maandag 22 augustus 2011

Zuivelfabriek Freia Veenwouden als Cultureel Erfgoed in Arnhem

Afgelopen vrijdag met zoon op stap naar Arnhem. Het idee was om een aantal dingen te combineren. Hoofddoel was het Openluchtmuseum maar eerst wilde ik even een paar zaken omtrent de Holwerder familie Van Aylva uitzoeken die op kasteel Neerijnen hebben gewoond. Deze inventaris vond ik op de website van het Gelders Archief:
0439 Huizen Waardenburg en Neerijnen
2129 Statenbijbel. Gedrukt bij de weduwe van Paulus Aertsz. van Ravesteyn. Met op los inliggende bladen aantekeningen betreffende de families van Aylva en (Van) Rengers
2139 Genealogie van het geslacht (Van) Aylva
2140 Foto's van geschilderde portretten resp. van Hans Willem van Aylva, overleden 1691, en Hans Willem van Aylva, overleden 1827
2295 Drukwerken resp. over een schilderij van Aylva State te Witmarsum en over het leven van H.W. baron van Aylva, luitenant-generaal der Nederlanden, met geleidebrieven resp. van het gemeentebestuur van Witmarsum en van de burgemeester van Westdongeradeel
3051 Foto's resp. van een zeventiende-eeuws portret van Frouck van Aylva, echtgenote van H.W. van Aylva, en van een poort in de Hervormde kerk te Dedgum met o.a. het wapen van Tjaard van Aylva, resp. 20e eeuw en in of na 1951.
Ik had van tevoren natuurlijk ook even op de site gekeken naar de openingstijden. Blijkbaar had ik het niet goed gelezen (ik dacht dat vrijdag als 'overige dag' tot 16.15 uur open zou zijn) zodat ik voor een dichte deur stond. Mocht een van de lezers binnenkort in het Gelders Archief zijn dan zou ik het op prijs stellen als ze even voor me zouden willen kijken (mail dan aub van tevoren even over de details).

Enfin, wat meer tijd dus voor een bezoek aan het Openluchtmuseum. De museumkaart is hier geldig dus dat is al mooi meegenomen. Na binnenkomst stap je op een mooie historische tram naar de eerste halte met bezienswaardigheden. Een leuke tentoonstelling over Nederland Spaart waarin een aantal mooie voorbeelden van verzamelingen getoond worden. Zo is er een pijpenverzamelaar en de erfenis van een spaarpottenverzamelaar. Hilarisch is het filmpje van de verzamelaar van kotszakjes uit vliegtuigen (ongebruikt uiteraard) die inmiddels in het Guinness Book of Records schijnt te staan. Een gebouw verderop worden vele oude gebruiksvoorwerpen uit de vroegere huishoudens getoond. Er werd vroeger heel wat afgeploeterd!
Enkele haltes verder kom je in een gebied dat je de Friese hoek zou kunnen noemen, hoewel het museum het onder de noemer Het Hoge Noorden promoot (er staan ook diverse Groninger en Drentse bouwwerken). Er is een Waldhuske uit Akkerwoude (waarvan er natuurlijk meer te zien zijn in openluchtmuseum De Sukerei in Damwoude zelf) met een interieur uit 1947 van Klaas en Trijntje Wijnsma-van der Hoek, een boktjaskermolentje uit Wouterswoude, een spinnenkopmolen uit Gorredijk, en een grote kop-hals-rompboerderij uit Midlum. Voor de genealogen onder ons: Huwelijksakte Dantumadeel, 1912. Man : Klaas Wijnsma, oud 23 jaar, geboren te Rinsumageest. Ouders: Sipke Klazes Wijnsma en Eltje Willems Rigter. Vrouw : Trijntje van der Hoek, oud 22 jaar, geboren te Dantumawoude. Ouders: Jan Barteles van der Hoek en Grietje Lieuwes de Jong. Datum : 25 mei 1912, akte nr. 69.

Zeer prominent is de prachtige reconstructie van Zuivelfabriek Freia uit Veenwouden, ooit als eerste Friese zuivelfabriek rond 1878 opgericht door zuivelpionier Mindert Bokma de Boer (een neef van schrijfster Nynke van Hichtum, de vrouw van Pieter Jelles Troelstra). Deze door stoom aangedreven fabriek is deels weer in bedrijf, tenminste de stoommachine werkt weer. Op het terrein ook een lange fabrieksschoorsteen en een oude auto met historische reclame voor Freia. In de ruimte zelf is een winkeltje ingericht waar kazen en andere kleine zuivelproducten te koop zijn. Zie voor een impressie het filmpje op YouTube.


Het archief van Zuivelfabriek Freia Veenwouden is bewaard in Tresoar te Leeuwarden. Ook mooi zijn de oude foto's in de collectie van het Fries foto-archief (waarop een oude karnton op transport wordt gezet naar de voormalige Flevohof).
Aanvulling Reinder Tolsma:  ik heb “Stoomzuivelfabriek Freia en de ontwikkelingen in de Nederlandse zuivelindustrie, 1850-1970” in bezit, uitgave van het Openluchtmuseum Arnhem ( n.a.v. de eerste steenlegging van Freia op 10-7-1991 door Theun de Vries, in 1992 uitgegeven).

donderdag 18 augustus 2011

Jan van Beieren sloot in 1421 verbond met de Friezen

Eindelijk gelukte het Jan van Beijeren eene overeenkomst met Oostergo, en Westergo en de ballingen uit de landen tusschen de Lauwers en de Wezer te treffen, (1421) waarbij zij hem als landsheer erkenden. Hierbij werd bedongen: de bevestiging der regten en vrijheden van Stavoren ; jaarlijksche eedaflegging der Grietmans en regters aan den Hertog of zijnen stedehouder in die stad, dat zij naar de oude Friesche wetten in zijnen naam regt geoefend hadden; verantwoording der boeten en breuken ; 'sjaars eene schatting of huislage ten behoeve des Hertogs, twee Vlaamsche grooten (vijf stuivers van onze munt) op ieder huis; het regt van munten; de honderdste penning als tol van alle goederen door buitenlanders uitgevoerd voor den Hertog , benevens hetderde gedeelte der gestrande goederen, wanneer de eigenaar zich niet binnen het jaar vertoonde ; het toepassen van straf alleen op den misdadiger; tolvrijheid vоог de Friezen in Holland ; geene oproeping tot heirvaart buiten de grenzen van Friesland; bescherming van de Geestelijken, steden, hoofdelingen en goede lieden tegen al hunne vijanden; algemene vergiffenis aan de zijde des Hertogs; en eindelijk, vrij gebruik van vrijheden, handvesten, brieven en reglen.
Oostergo en Westergo bekrachtigden van hunne zijde dit verbond door een geschrift van gelijken inhoud aan den Hertog. Even zoo de Groninger en Oost-Friesche ballingen, die zich thans te Stavoren, te Sloten en gedeeltelijk, naar het schijnt, in Holland ophielden, onder de bijbepaling, dat de Hertog hen niet alleen tegen hunne vijanden beschermen, maar hen weder in hunne goederen herstellen zoude, uit welke zij verdreven waren.

's Hertogs aandringen op den titel van Heer van Friesland, was den Friezen het meest tegen de borst, meenende dat dit met hunne hooggeroemde vrijheid streed; maar de noodlottige toestand des lands en de verwoestingen des burgerkrijgs, welke het geheele volk met eenen wissen ondergang bedreigden, zegepraalden over de zucht tot eene vrijheid, die liefelijker was in naam dan voordeelig in de daad. Jan van Beijeren, welke naar deze waardigheid voor zich zelven, niet voor het graafschap Holland of zijne nicht Jakoba streefde, werd derhalve te Medemblik door geestelijke en wereldlijke afgevaardigden uit een
aanzienlijk gedeelte van Friesland, als wettig geboren Landsheer gehuldigd, wien zij, zoo wel als zijnen nakomelingen, trouw zwoeren en van wien zij nimmer zouden dulden, gescheiden of vervreemd te worden. De Hertog aanvaardde dadelijk het opperbewind en stelde onderscheidene ambtenaren in het hem
onderworpen Friesland aan. Hij werd echter te zeer door andere zaken bezig gehouden, om met nadruk zijn gezag te handhaven tegen hen, welke zich aan de bondgenooten van Groningen en Oost- Friesland aangesloten hadden en weigerden hem te erkennen. De verdeeldheden en vijandschap duurden voort, en ofschoon de Hertog eenige krijgsbenden zond, waren deze te gering in getal, om de wederspannigen te bedwingen en de bondgenooten te beteugelen. In vereeniging met de Schieringers, maakten zij zich echter meester vап Dokkum en versterkten die stad. Door een grooten toeloop van rooflustig volk ondersteund, bemagtigden zij Ezumazijl, doodden er vele ballingen en maakten het sterker dan het tot nu toe geweest was. Beide plaatsen werden roofnesten en verzamelplaatsen van landloopers, die onverschillig op vrienden en vijanden roofden.

De Groninger en Oost-Friesche bondgenooten hielden Sicco Sjaardema van verstandhouding met Hertog Jan van Beijeren verdacht. Ofschoon hij op hun aandrang, zijne slim versterkt en van bezetting voorzien had, namen echter de Groningers op het Kamperdiep twee vaartuigen met hout voor de kerk te Franeker geladen,
 weg en zes burgers dier plaats gevangen. Zij dreigden voorts hem te belegeren, indien hij niet te Groningen verscheen, om zich wegens een voorgenomen aanslag tegen die stad te verantwoorden. Verhinderd om zelf onmiddelijk te verschijnen, zond hij zijn eenig en twaalfjarig zoontje als gijzelaar derwaarts, doch kwam kort daarna zelf over, bewees zijne onschuld en eischte zijn zoon terug. De Groningers beloofden hem dien te zullen nazenden, maar hielden hun woord niet. Hij zond derhalve eerlang een vertrouwden man, om het kind te halen, welke het op eene kamer aan een ijzeren keten gesloten vond, en onverrigter zake moest terugkeeren. Het knaapje stierf in zijne gevangenis aan de pest ; naar anderen, werd hij door de Groningers van kant gemaakt. De verbitterde Sjaardema werd nu de verklaarde vijand der bondgenooten en trachtte hen al het gewigt zijner wraak te doen gevoelen.

Ook de Geestelijken, inzonderheid de Abt van Ludingakerk, leden vele mishandelingen van den kant der Vetkoopers en riepen des Hertogs bijstand in.
Terstond werden allen Grietmans, hoofdelingen en regters bevolen, dien Abt tegen de onruststookers, welke afvalligen (apostaten) genoemd worden, te beschermen. Men willigde insgelijks den Heer van Alkemade, welke toen in naam van Jan van Beieren het opperbevel in Friesland voerde, van eenen heimelijken aanslag op Dokkum door de bondgenooten , welke zich tot dat einde in het gebied des Utrechtschen Bisschops vereenigden. Het schijnt echter, dat wegens het openen van vredesonderhandelingen, vап dezen aanslag niets gekomen is.

Reeds sinds eenigen tijd was men bedacht geweest, eenen bestendigen vrede tusschen de bondgenooten en Hertog Jan, аап wien zich de Schieringers aansloten, te treffen en onderscheidene Ьпетеп vап vrijgeleide waren deswege wederzijds verleend geworden. Inmiddels het de Hertog onder de hand eenige voorwaarden
aan de stad Groningen voorstellen, op welke hij van haar de hulde als Landsheer begeerde ; hij zou een goed Heer zijn , hare voorregten handhaven en de gevangen Vetkoopers uit dit gewest onder behoorlijken borgtogt ontslaan. De onderhandelingen met de bondgenooten werden te Grietzijl geopend en in den
Briel
voltooid. De voornaamste maand punten in dit verdrag van bestendigen zoen en vrede waren, dat Friesland bewesten de Lauwers onder het bestuur van den Hertog, Friesland beoosten dat water aan de bondgenooten zou blijven, doch zou het den Hertog geoorloofd zijn, aan deze zijde der Lauwers sterkten te
suchten ; wederkeerige vrijheid vап handel en vеrkеег zou plaats hebben; de boete op manslag werd bepaald en de namaagschap moest voor den dader boeten, doch deze, bij ontstentenis daarvan, aan den lijve gestraft worden ; de ballingen en gevlugten uit Groningen en de Ommelanden , welke den Hertog hadden
gehuldigd , zouden ongehinderd in het bezit hunner goederen terug keeren ; de Groninger ballingen moesten echter ten westen de Lauwers blijven en nooit meer dan op vier mijlen Groningen naderen ; Embden bleef aan Occo ten Broeke. De zeeschuimerijen, welke, 's Hertogs onderzaten zoo veel nadeel hadden toegebragt, werden terstond gestaakt, en de bondgenooten zonden bem vijftig vette ossen ten geschenke. Hij beantwoordde dit blijk van vriendschap door het benoemen vап Occo ten Broeke tot zijnen Kamerheer met het regt, om met acht paarden en zeven bedienden ten hovе te mogen verschijnen. Hij stelde vervolgens onderscheidene ambtenaren in Friesland aan; en om de Friezen zoo veel mogeliik aan zich te hechten, schonk hij zekeren burgers van Leeuwarden en Dokkum tolvrijheid in zijn gebied, overeenkomstig de voorregten onlangs aan Oostergo en Westergo gegeven.
De ingekankerte haat der Friezen tegen vreemde heerschappij ; hun misnoegen , dat zij in het verdrag des Hertogs met de bondgenooten naauwlijks gekend waren, waaruit, naar hunne meening, bleek, dat men hen als een overheerd volk beschouwde ; en het steeds voortsmeulend vuur der tweedragt, waren naar het
schijnt, de oorzaak dat Dokkum en Ezumazijl met Hollanders bezet bleven en een sterk blokhuis of kasteel in de Lemmer werd aangelegd, om de Friezen in toom te houden. Jan van Beijeren, wien de toenemende gisting der gemoederen niet verborgen bleef, herinnerde zoowel de geestelijke als wereldlijke bewindslieden
 en gemeenten in Westergo en Oostergo hunne belofte, om drie honderd gewapende mannen onder de bevelen van Florus van Alkemade, slotvoogd in de Lemmer, te stellen, ten einde het land te bewaren, de kwaden te tuchtigen en de goeden te beschermen. Men bekreunde zieh echter zoo weinig aan deze
vermaning en aan het hertogelijk gezag, dat zelfs de Schoterlanders en eenige anderen over zwak ijs naar de Lemmer trokken en het nieuw gebouwde slot bemagtigden en slechtten, bij welks verdediging Van Alkemade sneuvelde. De nadeelen en verwoestingen door den vreesselijken storm en watervloed op
St. Elizabeths nacht veroorzaakt, in welke ook Friesland en Groningen rijkelijk deelden, zullen den Hertog verhinderd hebben, zich over dien hoon te wreken. Gedeeltelijk ontsproot het misnoegen tegen het Hollandsch bewind, uit de baldadigheden en mishandelingen, aan welke vaak de Hollandsche
ambtenaren zich schuldig maakten. De bondgenooten waren evenzeer ontevreden op den Hertog, welligt dewijl hij de weduwe en kinderen van Coppen Jarges en andere uitgewekene Groningers in Friesland te gunstig ondersteunde. Doch welke redenen er ook mogen bestaan hebben, de Friesche Schieringers
en de Vetkoopers-gezinde bondgenooten, kwamen allengs nader tot elkander en eindelijk tot het sluiten van een onderling verbond. Maar Sicco Sjaardema en zijne vrienden, zoo uit haat tegen de Groningers, wien hij den dood zijns kinds verweet , als uit gehechtheid aan Hertog Jan van Beijeren, waren hiertoe
niet te bewegen en beweerden zelfs, dat de burgers vап Franeker en Sloten zich insgelijks in geene onderhandelingen wilden inlaten. Dit verhinderde evenwel niet, dat ten laatste, na het vereffenen van vele tegenstrijdige belangen, het uit den weg ruimen van onderscheidene zwarigheden en het zenden van
wederzijdsche gijzelaars, op eene bijeenkomst van afgevaardigden uit de landen van de Zuiderzee tot aan de Wezer, te Groningen een vrede tusschen de Vetkoopers beoosten en de Schieringers bewesten de Lauwers-, in naam van Occo ten Broeke, de stad Groningen en de Оmmelanden aan de eene zijde, en
 van de Grietmans , Geestelijken , regters en gemeenten van Oostergo, Westergo en Zevenwolden aan de andere zijde getroffen werd, waarvan de hoofdvoorwaarden hierop neêrkwamen : volkomen verzoening en eeuwige vrede ; wederzijdsche bescherming en hulp bij buitenlandsche aanvallen; veiligheid
en vrijheid van verkeer ; herstelling van de gevlugte en gebannen Schieringers in het bezit hunner goederen ; handhaving van elks regten en vrijheden; vervolging van de misdadigers als naar reglen ; tuchtiging van den dader zelven en niet van anderen; doodstraf dengenen, welke eene vreemde magt  inhaalde ; eindelijk, ontruiming en slechting der vestingwerken te Dokkum, Ezumazijl, Sloterzijl en Houwerzijl. Het verbond werd door allen, in wier naam het gesloten was, onderteckend en bezegeld ; de geestelijke en wereldlijke gezagvoerders in Oostergo en Westergo voegden er echter bij behoudens zoodanige heerlijkheid als Herlog Jan van Beijeren, hun genadige Heer, wien zij gehuldigd en gezworen hadden, er bezat.Denzelfden dag werden deze voorwaarden door onderscheidene Friesche Edelen, zoo Vetkoopers als Schieringers, bekrachtigd , uit wier namen men de hoofdpersonen in de bloedige burgergeschillen van dien tijd leert kennen.

Groot was het misnoegen van Jan van Beijeren op de Oostergoërs en Westergoërs over het deelnemen in eene overeenkomst, waarin zoo vele punten voorkwamen, welke tegen zijne heerlijkheid streden ; doch zijn verbod, het te bezegelen kwam te laat. In plaats van den gesneuvelden Floris van Alkemade,stelde hij Henrik van Renesse aan tot zijnen Kapitein Generaal en Rentmeester over de landen tusschen de Zuiderzee en de Wezer, om die in zijn naam te besturen en te bewaren met bevel en aan de ingezetenen, hem te gehoorzaamen en te eerbiedigen. Hoe weinig acht op deze grootendeels bespottelijke aanmatiging werd geslagen, zal spoedig blijken. Sicco Sjaardema , Wijbrant Hermana en Agge Harinxmа , wier namen in den verbondsbrief gevonden worden,maar dien zij weigerden te bekrachtigen , werden aanstonds voor vijanden des vaderlands verklaard, doch tegen wie de Groningers en Oost-Friezen zouden te velde trekken om de Friezen bewesten de Lauwers te verschoonen, hunne eigene landgenooten te beoorlogen. Daarentegen zou men gezamenlijk de bezetting van Dokkum en Ezumazijl aantasten, dewijl deze , steunende op den bijstand van Holland, weigerde die vestingen goedschiks te verlaten, welke sinds een geruimen tijd de verblijfplaats van zeeschuimers geweest waren. De bondgenooten traden tevens in verbond met de Lübeckers en Hamburgers, welke in dien tijd met Holland in oorlog waren. Op het vernemen der krijgstoerustingen, voegden Agge en Sierk Harinxma nevens de inwoners van Sloten zich bij het bondgenootschap. Zij werden hierin door andere tot nog toe halsstarrige Edelen, zelfs door Sicco Sjaardema gevolgd, toen de voorhoede der bondgenooten aan en over de Lauwers genaderd was en de Oostergoërs en Westergoërs zich in beweging stelden. Geheel Friesland, van de Wezer tot aan de Zuiderzee, had nu den algemeenen zoen aangenomen en zich tot één doel, - omverwerping van alle vreemd gezag, vereenigd. De beide roofnesten der zeeschuimers Dokkum en Ezumazijl, werden opgeeischt en na het bekomen van weigerend antwoord, hevig doch vruchteloos bestormd.
De bondgenooten moesten zich tot insluiting bepalen , en de stoutheid der bezetting maakte hun het belellen van uitvallen ten uiterste moeijelijk.
Ondertusschen kwam onder bevel van Focco Ukena eene aanmerkelijke versterking van manschappen uit de gewesten aan deze en gene zijde der Eems aan de Friesche grenzen, en tevens verscheen eene wel uitgeruste vloot van Hamburg en Lübeck met duizend rappe bootsgezellen bemand, voorzien van metalen stukken en ander nieuw belegeringsgeschut. De schepen drongen in de haven van Ezumazijl digt onder de vesting, welke door een hoogen aarden wal en aan de landzijde door diepe grachteh was omgeven. Zij werd van beide zijden geweldig aangetast, doch elke bestorming met geweld afgeslagen tot eindelijk de vijand, na
het schieten van eene groote bres in de vestingwerken, de sterkte stormenderhand bemagtigde en in de eerste woede eene menigte ballingen en krijgers over de kling joeg. Vier en veertig zeeschuimers werden onthalsd en hunne hoofden op staken langs het strand gezet. Nu zou het Dokkum gelden, maar de bezetting, beducht voor het lot hunner medgezellen te Ezumazijl, nam de vlugt.
Uit: Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, van de vroegste tijden tot op heden Volume 2. Van het jaar 900 tot aan 1581.
Zie ook: Fries-Hollandse oorlogen of de uitgebreidere Engelse versie Friso-Hollandic wars.

vrijdag 12 augustus 2011

Oorsprong en afkomst der Watergeuzen

Sneuper Piet de Haan attendeerde mij na mijn vakantie op een digitale bron bij de Koninklijke Bibliotheek: Ursprung und Abkunft der Wassergeusen (pdf). Dit sloot natuurlijk aardig aan op het vorige blogartikel over de watergeus Cornelis van Dockum.
Het Duitstalige artikel van uitgever Wolfgang Ispert en auteur Jurriaan van Toll, Veröffentlichung nr 10 der Forschungsstelle Volk und Raum wilde hiermee een beter beeld geven van de krachten achter de volksopstand aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden.

Wie waren de Watergeuzen die op 1 april 1572 hun eerste grote succes behaalden met de inname van Den Briel?
De groep bestond voornamelijk uit vluchtelingen van allerlei rangen en standen die na de aankomst van Alva in de Nederlanden vanaf schepen plunderingen uitvoerden. Een groep edelen die in 1566 een smeekschrift aanboden aan stadhouder Margaretha van Parma werd door haar kanselier Barlaymont voorgesteld als 'Madame, ce ne sont que des gueux'. Deze Franse benaming (des gueux) voor bedelaars werd als erenaam overgenomen en een zilveren bedelnap werd het bijpassende logo.

De groep zeerovers groeide na de Beeldenstorm en de Slagen bij Heiligerlee (1568) en Jemmingen. Pas op 1 juli 1568 gaf Graaf Lodewijk van Nassau, uit naam van zijn broer Willem van Oranje (de Zwijger), kaperbrieven uit aan Hendrik Thomasse en de uit Kalkar afkomstige Diederik Sonoy. In 1569 werd het zootje ongeregeld door Prins Willem wat meer georganiseerd door ze onder een Waalse admiraal, Adriaan van Bergen, te plaatsen, maar dat hielp weinig. De geuzen hielden zich niet aan de afspraken over hulp en buitverdeling zodat Willem in 1570 de kaperbrieven weer introk en nieuwe uitgaf onder de nieuwe leiding van de Waal Guislain de Tiennes. De Watergeuzen waren inmiddels berucht door hun barbaarse gedrag, zoals Barthold Entens van Menteda die in januari 1571 huishield op Ameland. In het voorjaar van 1572 werden de Watergeuzen onder leiding van Bloys van Treslong zwaar bevochten door de plaatselijke Texelse bevolking zodat ze hun heil op de Noordzee zochten bij een vloot die door de Spanjaarden uit de Engelse havens was verjaagd. Deze vloot onder leiding van Lumey, Graaf van der Mark (ook al een Waal, uit Luik), begaf zich naar Den Briel waar de veerman Jan Pieters Koppelstok namens de Watergeuzen overgave eiste en ook kreeg omdat hij blufte dat ze met 5000 manschappen waren. In werkelijkheid waren het maar enige honderden. Door deze opmerkelijke overwinning sloeg de stemming om ten gunste van de Watergeuzen en volgden spoedig Veere, Vlissingen, Enkhuizen, Hoorn en andere plaatsen in Holland en Zeeland.

In juli 1572 werd in Dordrecht vergaderd over de verdere strategie van de vrijgevochten staten. Willem de Zwijger werd erkend als plaatsvervanger van Filips II en tot Heer van Holland, Zeeland en West-Friesland benoemd. De kaperbrieven werden ingetrokken. Degenen die als zeeman actief bleven vormden de basis voor de latere zeemacht van de Republiek. Dat ook na 1572, zoals bij de Belegering van Leiden, nog watergeuzen genoemd werden moet meer als overblijfsel van de erenaam voor de oude zeemannen gezien worden. De Haagse historicus F. Vogels heeft gedurende 20 jaar namen verzameld van watergeuzen uit diverse bronnen. Een aantal daarvan is gepubliceerd in het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek.

Van de 618 bekende namen is 75% Nederlander (467), 13% Vlaming of Waal, 7% Duitsers en verder nog enkele Engelsen, Fransen, Dalmatiërs en Scandinaviërs.
Van de Nederlanders waren 208 Fries (44%), 177 Hollanders (38%), 33 Groningers (7%) en 22 Zeeuwen (nog geen 5%!). De overige 27 waren over alle provincies verdeeld. Opmerkelijk zijn dus het merendeel van de Friezen en het zo geringe aantal Zeeuwen.
Ook het feit dat alle admiraals Walen waren is opvallend. Aangezien de geuzenschepen vaak geleid werden door Edelen komen deze ook relatief vaak in de namenlijst voor. Ook hier weer de meeste Friezen maar ook veel Vlamingen.
De Watergeuzen zijn naar herkomst grofweg in 5 groepen te verdelen:
- Gevluchte deelnemers aan de Beeldenstorm van 1566
- Soldaten van de in 1567 uiteengevallen troepen van Hendrik van Brederode
- Deelnemers aan de Slag bij Heiligerlee en Jemmingen (tegen een Spaans leger onder Caspar de Robles) in 1568
- Verarmde adel waarvan de bezittingen waren ingenomen
- Avonturiers 
Geen wonder dat de Watergeuzen moeilijk te organiseren waren. De Friezen spanden samen, evenals de Amsterdammers en de admiraals met hun Waalse vertrouwelingen. Ook waren er binnen de groepen diverse familiebanden. De Friese kapitein Douwe van Glins was bijvoorbeeld een zwager van kapitein Jelle Eelsma.

Kijkt u voor alle details, en met name de Namenlijst, in de pdf van Ursprung und Abkunft der Wassergeusen. Een groot aantal geuzen wordt ook genoemd in de Piratenencyclopedie van Arne Zuidhoek, waarover ik eerder al blogde met details van geuzen uit Noordoost Friesland.