Bij een bezoek aan het nieuwe Museum aan de Stroom in Antwerpen ging mijn speciale interesse uit naar de afdeling scheepvaart op de zesde verdieping. Het uit veel rode leisteen opgetrokken museum is eigenlijk verbazingwekkend dichtbij (vanuit Amsterdam maar 1,5 uur rijden) en met een prima en goedkope parkeergarage voor de deur. De buurt heeft op een zonnige dag de uitstraling van een badplaats aan de Cote d'Azur met de jachthaven vol dure schepen en de prachtige pakhuizen met lofts. Ook het Stadsarchief van Antwerpen (Felixarchief) is aan deze havenkaai, de Godefriduskaai, gevestigd in zo'n prachtig oud pakhuis, in de stijl van het Amsterdamse Entrepotdok.
Vanaf de museumentree ga je met roltrappen naar boven, waarbij je op elke verdieping weer een kwartslag in een nieuwe windrichting kijkt vanachter prachtig golvend glas. Na tien verdiepingen kom je op het dakterras van waaruit je een schitterend panorama over de Sinjorenstad hebt.
De scheepvaarttentoonstelling is modern ingericht met diverse grote touchscreen panelen en lades onder de tafels die je open kunt trekken. In plaats van uitgebreide teksten zijn er soms QR-codes die je via je smartphone verwijzen naar aanvullende online info. Je ziet toch dat niet veel mensen hier gebruik van maken. Het opentrekken van de laden is ook maar voor een enkeling vanzelfsprekend. Ik ben benieuwd hoe dat straks gaat met het vernieuwde Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De bezoekers roepen altijd wel dat vitrines met bordjes saai zijn, maar in de praktijk gaan ze weer klagen als die er niet zijn. Waarschijnlijk ook gewoon een kwestie van wennen.
Centraal op de tentoonstelling staat een grote open tafel met scheepsmodellen. Een van deze modellen is een vrij unieke van een VOC-schip, de Oostrust, gebouwd voor de kamer Amsterdam. Het schip had een lengte van 160 voet bij een laadruimte van 570 last (1140 ton). Zij voer tussen 1721 en 1739 voor de VOC op Batavia en werd uiteindelijk wegens aanhoudende lekkage in Mosselbaai gesloopt aan Kaap de Goede Hoop. Onder schipper Laurens IJsenhart werd op 18 oktober 1724 vanaf de rede van Texel koers gezet naar Batavia. Aan boord was een Dokkumer, de bosschieter Jan de Groot. Het eerste oponthoud was van 27 tot 31 oktober 1724 op de rede van Duins (The Downs). Van 8 t/m 23 maart 1725 verbleef men voor verversingen aan Kaap de Goede Hoop (inmiddels waren tien bemanningsleden overleden, waaronder de Harlinger bosschieter Harmen Andriesz) en arriveerde uiteindelijk zonder verdere slachtoffers op 24 juni van datzelfde jaar in Batavia. Aan boord waren toen nog 154 zeelieden, 74 soldaten, 1 ambachtsman (de slotenmaker Jan Reek) en 4 passagiers.
Via de VOC-database is de voltallige bemanning te downloaden in een Excel-bestand. En dan zie je weer diverse opvallende zaken. Onderkoopman Jan Nipoort uit Dordrecht werd uiteindelijk in 1735 vermoord. Jan Pieter Wijts uit Ballum (Ameland) verging in 1729 op de Atlantische Oceaan met het schip 's Graveland. Veel Amsterdammers ook, waarbij je je mag afvragen of ze daar werkelijk vandaan kwamen of dat het gewoon hun meest recente verblijfplaats was (Pieter van Tunen en Willem de Haan). Er waren 5 Groningers aan boord en 2 Leeuwarders: schiemansmaat Douwe Hessels (als Heffelsz vermeld en in 1730 gerepatrieerd) en soldaat Sieuwe Sipkesz (dat zal wel Lieuwe Sipkes moeten zijn denk ik), die in 1733 heelhuids repatrieerde.
Iemand die met de Oostrust in 1730 repatrieerde was de Holwerder bosschieter Auke Foppes. Hij was in 1724 met zijn dorpsgenoot uit Holwerd (zoek op Holwe*) Hendrik Sijtses met de Hogersmilde naar Batavia gereisd.
Onze Dokkumer bosschieter Jan de Groot viel echter al snel ten prooi aan een dodelijke ziekte en overleed op 17 november 1725 in Azië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten