De Deense Dokkumer
Jan de With, geboren als Jens True, maakte carrière bij de VOC. Als 14-jarige zoon van Niels Poulsen True was hij met twee broers uit Aarhus naar de Republiek gekomen, waar hij bij de
kamer Amsterdam aanmonsterde op de in 1719 gebouwde
Midloo.
Dit schip vertrok op
31 mei 1729 vanaf de rede van Texel naar Batavia.
Na vijf jaren in de Oost keerde hij (aangeduid als 'van Koppenhage') terug om in 1736 als
derdewaak met het spiegelretourschip
Castricum weer te vertrekken.
Zijn carrière verliep voorspoedig want een jaar later was hij op de terugkerende
Hofwegen, een fluitschip, al benoemd tot
schipper bij de VOC-kamer Rotterdam.
In 1746 werd Jan de With door de
gouverneur-generaal Van Imhoff (een Oostfries) benoemd tot commandeur van de gehele retourvloot. Deze vloot bestond uit negen schepen:
Leijden (waarop hijzelf aan boord was), Reijgersdaal,
Hoogersmilde, Duijnhof (kamer Amsterdam), Spaanderwout, Nieuwlant (kamer Zeeland), De Voorsigtigheijd (kamer Delft), Brouwer (kamer Hoorn) en '
t huijs Perzijn (kamer Enkhuizen).
Van deze reis is het
verslag van De With aan de Heeren Zeventien bewaard gebleven, dat door
Geert van der Veer als transcriptie is opgenomen in zijn boek
Van Haersma en Van Haersma de With op
pag. 91 - 95. Jan de With was de stamvader van dit geslacht.
Uit het verslag valt op te maken dat De With zo goed mogelijk de discipline in de vloot handhaafde maar dat door de weersomstandigheden constant de andere schepen uit beeld verdwenen. Het lijkt dan ook een godswonder dat ze allemaal behouden in patria aankwamen.
De
gouden erepenning die hij als dank in ontvangst mocht nemen is hedentendage nog in de collectie van
Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.
Bovendien heeft het
Fries Scheepvaartmuseum in Sneek
het bijzondere bloemenschip, uit kostbaar ivoor gesneden, dat hij vanuit het Chinese Kanton meenam.
Jan de With trad als kapitein ter zee in dienst van de
Friese Admiraliteit. In 1758 kocht hij het landgoed
Staniastate bij Oenkerk. Hij noemde het
Hofwegen, naar het schip waar hij zes jaar lang schipper op was geweest.
Op
19 april 1750 trouwde hij te Dokkum met Wikjen Michiels Minnema die eerder getrouwd was (in 1746) met de Dokkumer
Hendricus Canter Visscher.
Jan de With is in 1781 begraven in de kerk van Oenkerk. In de kerk werd te zijner nagedachtenis een
kleurrijk rouwbord opgehangen. Het model is gemaakt in Canton. Ook zijn grafsteen van hem en zijn vrouw en dochter ligt er nog in de hal, met de tekst:
De wel edele gestrenge heer Jan de With, collonel en capitain ter zee
bij het edele mogende collegie ter admiraliteit in Vriesland, enz.
enz., overleed op den 12den september 1781, in den ouderdom van 66
jaaren en omtrent 6 maanden, en is den 20 derzelver maand alhier
begraven
Vrouwe Wickje Minnema, weduwe wijlen den wel edelen gestrengen heere Jan
de With, in leeven capitain ter zee, enz. enz., stierf den 25 maart
1786, in den ouderdom van 60 jaaren en ruim 6 maanden, en is op den 4
april daar aan volgende alhier begraven
Jongvrouwe Anna de With overleed op den 23 december 1783, in den
ouderdom van 27 jaar en ruim 7 maanden, en den 30 derzelver maand
alhier begraaven
Uit liefde voor De With voorheen mijn echtgenoot
En dochter Anna, zal het mij ten troost verstrekken
Dat één enkle steen die lijken, na mijn dood
Benevens dat van mij, zal als een grafzerk dekken
Dus sprak de weeuw, en stierf. Drie dochters en vier zoonen
Vervulden moeders wensch, om kinderplicht te toonen
Al met al is er dus veel bewaard gebleven ter nagedachtenis van deze bijzondere zeeman.
En nog was de koek niet op! In een
Engelstalige Twitter-post zag ik recent een kaart voorbijkomen die mijn aandacht trok. Het bleek een
portolaankaart (een kaart van een haven) van
Sint-Helena te zijn uit 1746, waarin de vloot van Jan de With is geschetst. Deze bevindt zich
in de collectie van de nationale bibliotheek van Frankrijk in Parijs.
Ik attendeerde Geert van der Veer op deze kaart, die er erg blij mee was. Gelijk ook gaf hij de transcriptie van de tekst op de kaart, waarop de schepen met letters staan aangegeven:
Afbeelding van de E.
Oostindische Retour Vlood in den Iaare 1746/ met de namen der scheepen hoe Lang
door wie ge Commanddert voor wat Camer die Repatrieren onder Commando van de /
E. Heer Jan de Witt Commandeur over gemelde Vlood/ Aldus vertoont hem het
Eyland St. Helena van het Schip D. Hebbende het zelve NWSW van hem na Gissing 9
à 10 mijl Zijnde hoog Rotsig Landt.
AFBEELDING VAN DE E:
OOSTINDISCHE
Met de naamen der
Scheepen hoe lang door wie gecommandeert
E: Heer Jan de Witt
Commandeur over gemelde Vloot
A. Leiden 150
Comandeur Jan de Witt
B. Spaanderwout 136
Cap. Luij. Jan Wijnant Meurs
C. Brouwer 136 Cap.
Luij. Gerrit Reynders Voff
D. ’t huysz Persijn
136 Cap. Luij. Frederik Schouten
E. Duinhof 136 Cap.
Luij. Adriaan Lodewortz.
F. Reijgersdaal 145
Cap. Luij. Willem ‘t Hoen
G. Hoogersmilde 145
Cap. Luij. Otto van Dam
RETOURVLOOD. IN DEN.
IAARE 1746
voor wat Camer die
Reptriezen, onder Comando van de
N.B. de scheepe H en
J en K sijn drie Engelsche Scheepen die onder de Compagnies Vlag Zeijlen
voor Amsterdam Aldus
vertoont hem het Eijland
voor Zeelandt St Helena van het Schip D
voor Hoorn hebbende het zelve NWTW.
voor Enkhuijsen van hem na gissing 9 à 10 mijl
voor Amsterdam zijnde hoog Rotzig Landt
voor Amsterdam
voor Amsterdam
Uit het verslag van Jan de With bleek ook dat hij de snelzeilende
Huis Persijn, met aan boord de Fries
Adrianus Canter Visscher als
onderkoopman, vooruit gestuurd had. Het Rijksmuseum heeft enige jaren geleden een
prachtig en kleurrijk manuscript van hem aangekocht waarin het leven aan de Indiase Coromandelkust beschreven wordt.
Ook de
familie Canter Visscher heeft een sterke band met Dokkum.
De
online database van de Bibliothèque nationale de France, Gallica, is sowieso een bron waar sneupers nog meer interessante zaken kunnen vinden, o.a. de
Franstalige reisverslagen van Tinco Lycklama a Nijeholt.